Gezondheid

Gezondheid

Groei en voeding

Vergeleken met andere diersoorten en de mens vertoont het groeiproces bij honden in een relatief korte tijd opmerkelijke veranderingen. In het bijzonder bij grote rassen is de groei in de lengte groei van lange botten) spectaculair. Op de leeftijd van 16 tot 18 maanden hebben deze honden hun uiteindelijke lichaamsomvang (niet hun uiteindelijke gewicht) bereikt. 

Groeischijven

De groei van botten in de lengte vindt plaats in de groeischijven. De botten groeien niet willekeurig, maar alleen in deze groeischijven van kraakbeen, die zich bevinden aan de uiteinden van de botten. Tijdens het groeiproces wordt het kraakbeen gemineraliseerd en omgezet in bot. Dit proces gaat door totdat het bot zijn uiteindelijke lengte heeft bereikt. Verstoringen die zich tijdens dit proces kunnen voordoen leiden tot skeletaandoeningen die kreupelheid en misvorming van botten tot gevolg hebben. In de meeste gevallen doen deze aandoeningen zich voor in de schouder- en ellebooggewrichten. Ook het kniegewricht, het enkelgewricht en het heupgewricht kunnen worden aangetast.

Skeletaandoeningen

Onderzoek bij honden van grote rassen in Zweden, de Verenigde Staten, Duitsland, Australië en Nederland heeft aangetoond dat deze aandoeningen het gevolg zijn van abnormale ontwikkeling van het kraakbeen in het gewricht. Deze aandoening bij honden staat bekend als osteochondrose (OC) of osteochondritis dissecans (OCD). Aan de andere kant kan overbelasting van de gewrichten door een te hoog gewicht eveneens tot problemen leiden. Het bekendste voorbeeld hiervan is heupdysplasie (HD).
Osteochondrose (OC) en heupdysplasie (HD) zijn aandoeningen die zich ontwikkelen tijdens de groei. Ze zijn erfelijk van aard en kunnen worden beïnvloed door omgevingsfactoren, zoals trauma. HD wordt gekenmerkt door een slecht in elkaar passend heupgewricht, door de vorm van de dijbeenkop of van de kom of van beide. Indien een hond geen HD heeft wanneer zijn skelet volgroeid is, zal hij dit nooit krijgen. Indien een hond HD heeft, maar dit niet gediagnosticeerd werd toen hij nog jong was, kan dit later gediagnosticeerd worden aan de hand van de daarop volgende artrose. Hetzelfde geldt voor OCD.
In verscheidene studies (waarbij genetische invloeden werden uitgesloten) werd aangetoond dat bij opgroeiende pups een relatief hoog gewicht door overmatige voeding (te zwaar ten opzichte van het gewicht dat hij gezien zijn leeftijd zou moeten hebben) een aanzienlijke toename van klinische HD tot gevolg heeft. Een pup slank grootbrengen geeft een beduidend resultaat en vanuit orthopedisch gezichtspunt heeft een slanke pup de voorkeur boven een zwaarlijvige pup. Overmatig gewicht veroorzaakt misvorming van het heupgewricht (verhoogt het het risico van HD). De schofthoogte (hoogte aan de schouder) wordt niet beïnvloed door de pup zo te voeden dat hij slank blijft. Niet de omvang van de pup groeit langzamer, maar het lichaamsgewicht, wat beter is.

Het risico van een te hoge calciuminname

Calcium is nodig voor de ontwikkeling van gezond botweefsel. Uit uitgebreid onderzoek is gebleken dat calcium de grootste risicofactor is voor de ontwikkeling van OCD. Een te hoge calciuminname verhoogt het risico van de ontwikkeling van klinische aandoeningen bij de hond. Overmatige calciuminname kan zich voordoen wanneer: • calciumsupplementen worden toegevoegd aan een complete en uitgebalanceerde voeding • het dier een complete voeding met een te hoog calciumgehalte krijgt • de eigenaar teveel calcium toevoegt aan een door hemzelf bereide voeding. Toevoeging van calcium aan complete en uitgebalanceerde voedingen dient onder alle omstandigheden vermeden te worden, omdat de hoeveelheid calcium in deze voedingen zorgvuldig is gereguleerd.

Het gevaar van een te hoog caloriegehalte

De ontwikkeling van heupdysplasie (HD) is niet gerelateerd aan de groei van botten in de lengte, maar wordt in hoge mate beïnvloed door voeding. Overmatige voeding (calorieën) tijdens de groei heeft een groter risico op de ontwikkeling van HD tot gevolg. Dit wordt veroorzaakt door de snelle toename van het lichaamsgewicht en het relatief onvolgroeide skelet dat dit lichaamsgewicht moet dragen.
Bij de geboorte bestaat het skelet grotendeels uit kraakbeen, dat geleidelijk wordt omgevormd tot bot. In vergelijking met bot is kraakbeen flexibel en kan en zal van vorm veranderen wanneer dit wordt belast. Wanneer het onvolgroeide skelet, en dus het onvolgroeide heupgewricht overbelast wordt door het overmatige lichaamsgewicht van de hond (ten opzichte van zijn leeftijd), bestaat het gevaar dat de vorm van zijn heupgewrichten zich daaraan aanpast, wat dysplasie tot gevolg heeft. Wanneer in de foklijn het risico van HD aanwezig is, kan overmatig voeden van de pup de frequentie en de ernst van de aandoening sterk verhogen.
Hetzelfde geldt voor het relatieve risico van OCD en de groep aandoeningen die elleboogdysplasie (ED) genoemd worden. Een te snelle toename van het lichaamsgewicht verhoogt het risico dat deze aandoeningen zich voordoen. Evenwichtige groei in samenhang met een gereguleerde toename van het lichaamsgewicht geeft een optimaal eindresultaat: een gezonde, fitte hond. De juiste dagelijkse hoeveelheid voeding verzekert dat de hond zijn uiteindelijke omvang als volwassen hond bereikt en een optimale lichamelijke conditie verkrijgt.

Het eiwitgehalte heeft geen invloed

Onderzoek naar de groei van de Duitse Dog heeft aangetoond dat het eiwitgehalte in een voeding geen beduidende invloed heeft op de ontwikkeling van het skelet. Een hoge eiwitinname heeft geen verhoogd risico op de ontwikkeling van OCD of HD tot gevolg en heeft geen invloed op de lengtegroei van bot.

Speciale voeding voor de groei

Gezien de hoge mate van skeletaandoeningen bij honden van grote rassen, is het goed nieuws dat er voeding beschikbaar is die speciaal is samengesteld om te voorzien in de behoeften van snel groeiende pups van grote rassen. In deze producten zijn de resultaten van de laatste studies verwerkt, waarin calcium is aangewezen als de grote risicofactor in de voeding van grote rassen en ook verlaging van de algehele energie-inname wordt aanbevolen om een gereguleerde groei te verkrijgen.

Heupdysplasie (HD)

Zoals bij alle zware rassen komt ook bij de Cane Corso heupdysplasie voor. HD is een afwijking aan de heupgewrichten waarbij de ontwikkeling van de heupen bij een opgroeiende hond niet normaal verloopt en de gewrichten misvormd kunnen worden. HD wordt meestal veroorzaakt door een combinatie van erfelijke aanleg en externe factoren. Het is voor ongeveer 30 % een erfelijk bepaalde afwijking van één of beide heupgewrichten. Niet alle pups van ouders met HD krijgen echter de aandoening, en het HD-vrij zijn van ouderdieren is geen volledige garantie dat de nazaten klachtenvrij blijven. Naast de erfelijke aanleg hebben voeding en beweging ook invloed op het ontstaan van HD klachten. Door deze verschillende uitwendige invloeden kan de uiteindelijke misvorming bij honden met dezelfde erfelijke aanleg sterk variëren. Overmatige belasting door een teveel aan lichaamsbeweging, traplopen, springen en een te snelle groei kunnen een nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van de heupgewrichten. Voedingssupplementen en voeding kunnen de HD-vorming positief maar ook negatief beïnvloeden. Een hond die geen aanleg heeft, kan een misvormde heup krijgen door externe factoren. Daarentegen kan een hond die wel aanleg heeft, positief door externe factoren worden beïnvloed, waardoor minder misvorming zal ontstaan. Bij een goed gevormd heupgewricht bestaat deze uit een kop die draait in een kom. De gladde, bolronde kop van het dijbeen draait in een diepe kom van het bekken. De kop wordt op zijn plaats gehouden door een stevig gewrichtskapsel en omringende spieren. Honden die voldoende, gelijkmatige beweging hebben gehad tijdens het opgroeien, zullen minder last hebben van HD omdat de spieren en kapsels sterker zijn. Hierdoor blijft de kop beter in de kom zitten.

hd 1hd 2

Symptomen

Honden met HD kunnen hiervan ernstige hinder ondervinden. Dit ontstaat meestal rond de leeftijd van 8 maanden maar kan ook vanaf 3 maanden ouderdom. De symptomen verergeren steeds tot op het moment dat de hond niet meer recht kan. De periode tussen de diagnose en het niet meer recht kunnen variërt sterk (van maanden tot jaren). • moeilijk opstaan na lang te hebben neergelegen, soms met pijn • een stijve achterhand, vooral na rust • huppelen met de achterpoten (konijnengang) • slecht uithoudingsvermogen, snel gaan liggen, niet willen spelen of wandelen • doorzakken van de achterhand • kreupelheid aan een of beide achterpoten

Geen van deze klachten is echter typisch voor HD en een onderzoek is dan ook nodig om vast te stellen wat de oorzaak van de klachten is. Hierbij worden er meestal röntgenfoto’s gemaakt, de enige manier om vast te stellen of er sprake is van HD en in welke mate. De ernst van de misvormingen is echter geen goede maat voor de ernst van de klachten. Bij honden met zeer ernstige klachten worden soms maar weinig afwijkingen op de röntgenfoto’s gevonden, terwijl honden met ernstig misvormde heupen soms weinig problemen vertonen.

Behandeling

Een groot aantal honden met HD hebben daarvan geen last en zullen dat ook nooit krijgen. Wanneer de hond geen klachten vertoont is behandeling niet nodig en gelukkig kunnen veel honden ondanks hun HD prima als huishond functioneren. De kans op problemen blijft echter bestaan en zal toenemen naar mate er meer van de hond geëist wordt (zoals bv. bij zware training) en naarmate de hond ouder wordt. HD is niet te genezen, maar in veel gevallen wel te behandelen. Een behandeling is vooral gericht op revalidatie van de heupgewrichten: • overmatig lichaamsgewicht voorkomen of verminderen om onnodige belasting van de heupen te voorkomen • goede voeding geven • regelmatige lichaamsbeweging om de gewrichten minder stijf te laten worden en proberen de bespiering te • spierontwikkeling bevorderen, door zwemmen, lichte looptraining en regelmatig korte stukjes uitlaten • pijnbestrijding als ondersteuning van de therapie, d.m.v. medicatie • eventueel operatief ingrijpen

Preventie

Men moet het ontstaan van HD zoveel mogelijk voorkomen door uitwendige invloeden zo gunstig mogelijk te maken. Een voeding van goede kwaliteit (geen overdaad) en zware belasting van de heupen voorkomen (beperken van springen en traplopen) zijn van groot belang voor de opgroeiende hond. De taak van de fokker bestaat eruit rekening te houden met erfelijke afwijkingen zoals HD, maar zelfs dit geeft geen volledige garantie voor HD-vrije pups. Door de invloed van uitwendige factoren op het ontstaan van HD is de mate van de misvormingen van de gewrichten niet altijd een goede maat voor de erfelijke status. Zelfs wanneer een hond HD-vrij is, wil dat nog niet zeggen dat de hond geen erfelijke factoren voor HD in zich kan hebben en kan doorgeven aan het nageslacht.

Cherry-eye

Honden, katten en nog enkele andere diersoorten hebben een derde ooglid, dit is het vlies dat zichtbaar is langs de neuskant van het oog. Een T-vormig stukje kraakbeen vormt het skelet van dit ooglid. De basis van dit kraakbeen is omgeven door een traanklier: de derde ooglidklier. In een normale positie is deze klier niet zichtbaar, ze wordt door een soort bindweefsel op haar plaats gehouden onderaan de oogbol. Prolaps of uitpuilen van deze klier zien we geregeld bij bepaalde hondenrassen, o.a. bij de Cocker Spaniel, Boston Terrier, Engelse Bulldog, Mastino Napolitano en Cane Corso Italiano, meestal in het eerste levensjaar. De oorzaak ligt vaak bij het onvoldoende aansluiten van het ooglid van de nog jonge hond. De uitpuilende klier is rood, gezwollen en zichtbaar aan de vrije rand van het derde ooglid. Door de gelijkenis met een kriek spreekt men van een cherry-eye. Meestal is er wat meer slijmerige uitvloei aan dat oog. Er zijn 3 methodes om een cherry-eye te verhelpen: verwijderen, vastzetten en gedeeltelijk verwijderen. Overleg met uw dierenarts welke methode voor uw hond de beste is, en raadpleeg bij twijfel de fokker.

Epilepsie

LIJDER OF DRAGER EPILEPSIE-GEN EN ERFELIJKHEID BIJ DE HOND. (beknopte uitleg).

Een lijder is een hond die toevallen/aanvallen krijgt. Deze toevallen kunnen primair (idiopatisch) of secundair(onderliggende oorzaak) zijn. Primaire, idiopatische epilepsie is volgens de definitie: epilepsie waarvan de oorzaak onbekend is. Alle andere ziekten waarbij epileptiforme toevallen/aanvallen bij herhaling voorkomen en de oorzaak bekend is noemt men secundaire of reactieve epilepsie. Een toeval kan mogelijk ook eenmalig zijn na toediening van een ontwormingsmiddel of een inenting.

Overerving van epilepsie gebeurt voornamelijk autosomaal recessief. Dit betekent dat de meeste honden met epilepsie afstammen van ouders die zelf geen epilepsie hebben, maar drager zijn van het gebrek. De aanwijzing dat de vererving bij sommige hondenrassen gaat om polygenetische aandoeningen zijn sterk. Er zijn dan over het algemeen meerdere genen in het spel bij het ontstaan van primaire epilepsie. Het is dan veel lastiger om de kans op zieke of gezonde nakomelingen in te schatten. Bij de Cane Corso is de manier van vererving niet bekend.
Een recessief gebrek is een erfelijke afwijking die alleen tot uiting komt als beide genen van een genenpaar zijn aangetast. Recessieve gebreken ontstaan vaak door genen die niet meer functioneren. Dieren die een defect gen hebben, hebben daarnaast nog een ander gezond gen dat de benodigde functie vervult. Hierdoor komt het gebrek bij deze dieren niet tot uiting. Bij een recessief gebrek moet er dus onderscheid gemaakt worden tussen dragers van het gebrek, waarbij één van beide genen van het paar is aangetast, en dieren die het gebrek vertonen (lijders) waarvan beide genen van het paar zijn aangetast. Door inteelt komen erfelijke gebreken, die al in het ras aanwezig zijn, tot uiting. Dit komt omdat inteelt een toename veroorzaakt van het aandeel dieren dat twee identieke genen hebben. Zonder inteelt is het gebrek grotendeels verborgen in dragers, er zijn dan minder/weinig dieren die het gebrek vertonen.

Inteelt.
Om inteelt te begrijpen is het nodig iets over genen te weten. Bij planten en dieren komen bij alle DNA genen in tweevoud voor( van alle genen zijn er dus twee stuks) . Dus is er sprake van genenparen. Van elk genenpaar is het ene gen verkregen via de vader en het andere via de moeder. Er zijn heel veel genenparen, een mens heeft er bijvoorbeeld 25.000.

Als de ouders van een dier familie van elkaar zijn, dan is één deel van de genen van beide ouders het zelfde. Hierdoor ontstaat de kans dat de nakomelingen van beide ouders precies hetzelfde gen krijgt. Bij inteelt bestaat een deel van een genen paar in de nakomeling dus uit twee identieke genen. Een ingeteeld dier heeft daarom minder variatie in zijn DNA. Inteelt veroorzaakt dus een afname van de variatie in DNA binnen een dier. Dieren die geen familie van elkaar zijn hebben geen gemeenschappelijke ouders, dit is erg belangrijk voor het doorgeven van goede genen.

Om na te gaan hoe de familie- genenpool in elkaar steekt bij overdracht van recessieve gebreken kan het volgende van belang zijn.

Een lijder = 100% ziek
Vader en moeder van lijder, zijn voor 50% drager van een defect gen.
Opa en oma dus ouders van vader en moeder hebben een kans om voor 50% drager te zijn. (1 van hen is dus drager) .
De overgroot ouders maakt ieder kans op 25 % drager te zijn.

Als twee van deze grootouders samen een nakomeling hebben heeft deze een kans op 1/4 × 1/4 dus 1/ 16 deel.
Zo kan men voor elk met een lijder verwant dier kans op dragerschap uitrekenen (bouw 1991).

Voor deze techniek is het uitermate van belang/noodzakelijk dat alle gegevens van afstamming en registratie betrouwbaar zijn. (dus ook de familiaire epilepsie geschiedenis, mochten er al eerder lijders geweest zijn)

Ook kan men een schema hanteren (om te trachten het gebrek er uit te fokken).
Dit is een schema met een gezond dier, drager en een lijder.
Met een lijder mag vanuit de wet al niet gefokt worden (besluit houders van dieren). De mogelijkheid in dit schema is dan dragers (honden die ouders zijn van een lijder) te kruisen met een gezond dier uit andere families. Dit is geen definitieve oplossing, het camoufleert alleen het gebrek.(Stades 1991). Op deze manier kunnen dragers ongezien verder worden verspreid in de populatie.(Er zijn rassen waar dit niet anders kan).

schema:

Clear = Vrij
Carrier = Drager

Regelgeving vanuit de overheid.

Naar aanleiding van lid Moorlag (Pvda) (Vragen aan Minister Schouten), heeft deze inzake de Sint Bernardclub en het epilepsieprobleem het volgende geschreven:

Ik ben van mening dat een fokker er alles aan moet doen om te voorkomen dat erfelijke gebreken worden overgedragen en dat is ook vast gelegd in regelgeving. Een fokker is primair

verantwoordelijk voor het inzetten van gezonde dieren in de fokkerij. Omdat er nog geen DNA TEST bestaat voor epilepsie bij de Sint Berhards (ook voor de Cane Corso bestaat nog geen test (W.T.)) en het terugdringen van epilepsie alleen mogelijk is door de juiste gegevensverzameling van (voorouders en familielijnen in combinatie met de juiste gegevens over ziekte en gezondheid, is het aan de Nederlandse rasverenigingen van Sint Bernards om samen met de Raad van Beheer het fokbeleid zo aan te passen dat in de toekomst alleen gezonde Sint Bernards, die geen drager zijn van epilepsie, ingezet worden voor de fok.
Dit beleid geld voor alle rassen en rasverenigingen.
Met andere woorden: Gekende dragers, dus ouders van epilepsie-lijders dienen, als de mogelijkheid er is, uitgesloten te worden van de fokkerij Omdat anders dragers ongezien in de populatie verspreid kunnen worden.

Deze tekst is tot stand gekomen van artikelen van:
– Universiteit Utrecht.
– Universiteit Gent.
– Centrum genetische bronnen.
– Tweede Kamer der Staten – Generaal

 

Voor Cane Corso Club Nederland, Wim Timmermans, Juni 2019.
EPILEPSIE CLASSIFICATIE ONDERZOEK VOOR LIJDERS.

Om inzicht te verkrijgen in de epilepsievorm van uw Cane Corso hebben we bij Cane Corso Club Nederland een vragenlijst als hulpmiddel voor u en de behandelaar samengesteld om een mogelijk secundair ziektebeeld te achterhalen. Een uitgebreid onderzoek, in het belang van uw hond, zal immers een goed behandelplan niet in de weg liggen.
Mede daarvoor vragen we u dan ook om bijgevoegde vragenlijst samen met de behandelaar van uw hond te doorlopen/ in te vullen om een mogelijke secundaire oorzaak te vinden.
Ook vragen wij u beleefd om na het invullen een kopie van de gegevens naar Cane Corso Club Nederland te sturen: gezondheid@canecorsoclub.nl

U helpt ons hier enorm mee om meer inzicht te verkrijgen in idiopatische (erfelijke) dan wel secundaire (achterliggende oorzaak) epilepsie, zodat op termijn de gegevens gebruikt kunnen worden om een beleid te voeren op het terugdringen van deze levensbedreigende aandoening.
Ook vragen wij u nogmaals, als u dat nog niet heeft gedaan, een bloedmonster af te staan van uw Cane Corso voor DNA- gen onderzoek.

Let op: voor een onderzoek is niet alleen bloed nodig van honden die lijden aan epilepsie maar ook van gezonde honden. Om die reden is er tijdens de familiedagen op zondag op kosten van de vereniging een dierenarts aanwezig om bloed af te nemen. U betaalt dan geen consultkosten voor het afnemen van het bloed, alleen maar de opslagkosten voor het DNA. Dit bloedmonster kan ook worden gebruikt voor onderzoek naar andere erfelijke afwijkingen en/of verwantschapsonderzoek. Het is dus zinvol om te allen tijde van uw honden bloed af te laten nemen en op te slaan. Tevens ondersteunt u met het opslaan van bloed van uw honden het onderzoek naar een genetische oorzaak voor epilepsie bij de Cane Corso!
De kosten voor de opslag van DNA zijn €21,50 per hond.

Meer informatie hierover kunt u binnenkort vinden op de website van de club. Bij de rubriek Gezondheid onder het kopje: “EPILEPSIE PROTOCOL CANE CORSO” .

Indien u vragen heeft aangaande dit onderzoek kunt u contact opnemen met:
gezondheid@canecorsoclub.nl
Wij danken u alvast voor uw medewerking om een gezonder ras voor de toekomst te waarborgen.

De vragen lijst.
Allereerst vragen we wat persoonlijke gegevens:
Naam eigenaar hond
E mail

Eventueel telefoonnummer
De gegevens van uw hond.
Roepnaam.
Een kopie van de stamboom.
Chipnummer.

Daarna wat algemene informatie over uw Cane Corso:
– v Kunt uw het gedrag van uw hond omschrijven enkele dagen of misschien wat langer voor de eerste toeval?
– v Wat is het grootste verschil in gedrag of gewoontes van vóór en na de toevallen?
– v Zijn er waarneembare verschillen in conditie (snel moe, sloom, eetlust) of uithoudingsvermogen (rent niet zo lang meer, haakt sneller          af bij het spelen)?
– v Gebruikt de hond medicatie of heeft hij medicatie gebruikt die niet bij de behandelaar bekend is/ was?
– v Heeft de hond een zichtbaar ontlastings- of urineprobleem (kleur, geur, viscositeit)?
– v Is uw hond een teefje, wanneer was ze voor het laatst loops?
– v Zijn er andere opvallende kenmerken bij de hond geconstateerd (bv. ergens van geschrokken en dat die gebeurtenis zich met                      regelmaat herhaalt)?

Vervolgens wat vragen voor de behandelaar:
Hieronder staan secundaire ziektebeelden van een intracraniaal probleem.
Herkent u een probleem bij de hond die u onder behandeling heeft, omcirkel dan het probleem.
• Stapelings ziekten.
• Meningoencephalites.
• Infectieuze oorzaak.
• immuun gemedieerd.
• Reticulocytosis.
• Tumoren.
• Hydrocephalus.
• Trauma.
• Hypoxie.

Secundaire ziekte- oorzaken welke zich extracraniaal bevinden.
• Hepatoencephalopathy.
• Hypoglycemie.
• Uremie.
• Hypocalcemie.
• Intoxicaties.
• Hartproblemen.
• Hypoxie.

Kunt u, als behandelaar, in het kort het door u geconstateerde ziektebeeld met het omcirkelde omschrijven?

Paraaf behandelaar.

Afgescheurde Kruisbanden

De oorzaak van een pijnlijke knie bij uw hond

Wanneer uw hond lekker aan het rennen is en ineens gaat hinkelen of één poot niet meer neer kan zetten, is de kans groot dat uw hond zijn achterpoot verdraaid heeft. Het gevolg is een gescheurde voorste kruisband (vkb-scheur). Dit is de meest voorkomende oorzaak van een pijnlijke knie bij uw hond.

Alhoewel bij iedere hond de voorste kruisband kan scheuren, komt dit toch het meeste voor bij de Rottweiler, Retrievers, Newfoundlander, Dog achtigen, Bulldog en Bull Terriers.

Wat is een voorste kruisband?

De voorste kruisband (vkb), is een gewrichtsband in de knie die het bovenbeen met het scheenbeen verbindt. De voorste kruisband loopt zogezegd als ‘een hand in een broekzak’, van boven naar beneden – van buiten naar binnen – van achter naar voren.

De voorste kruisband bestaat uit vele vezels en beperkt bij het belasten van het been het naar binnen draaien en het afglijden van het bovenbeen ten opzichte van het scheenbeen. Door dit afglijden van het bovenbeen raakt in veel gevallen de achterste helft van de binnenmeniscus beschadigd. Dit veroorzaakt niet alleen veel pijn, maar ook een snelle toename van artrose.

Hoe herkent u een gescheurde kruisband bij uw hond?

U herkent een probleem aan de knie als uw hond alleen nog maar kan zitten met de kreupele poot opzij van het lichaam in plaats van recht onder het lichaam.

Bij een acute verscheuring zijn de volgende verschijnselen te zien bij uw hond:

  • pijn en amper op de poot kunnen staan
  • kreupelheid en stijfheid, vooral in de ochtend of in rust na inspanning
  • moeilijk opstaan en springen zijn veel voorkomende klachten
  • zijwaarts gaan zitten met de aangetaste poot (poten) zijdelings gestrekt

Advies van orthopedisch experts?

Heeft uw hond tijdens het spelen of rennen zijn poot verdraaid en loopt hij nu kreupel? De orthopedisch dierenartsen van AniCura hebben veel kennis en ervaring met kruisband operaties en geven u graag advies.

Wat zijn de gevolgen van een voorste kruisband scheur?

Een onbehandelde scheur van de voorste kruisband veroorzaakt heel vaak een onherstelbare beschadiging van de binnenste meniscus. Dit is een c-vormig schijfje kraakbeen tussen het bovenbeen en het scheenbeen, dat zorgt voor een goede drukverdeling en schokdemping in het kniegewricht.

De instabiliteit van de knie en de kapotte meniscus zorgen voor veel pijn bij uw hond. Bovendien ontstaat er, veel sneller dan bij de mens, artrose in het kniegewricht; het kniegewricht wordt warmer, dikker, pijnlijker en is overvuld met minder goed smerend gewrichtsvocht. Ook worden er botwoekeringen gevormd aan de gewrichtsranden.

Links: normale anatomie met kruisbanden intact.  Rechts: na verscheuring van de voorste kruisband kan het scheenbeen naar voren verschuiven en het dijbeen naar achter, hierdoor worden de menisci gekneusd.

Onderzoek en diagnose gescheurde voorste kruisband

Wat is er gebeurd?

De reactie van uw hond bij het verdraaien van een achterpoot is opvallend. U zult dit als baasje dus waarschijnlijk wel hebben opgemerkt. Deze informatie is voor uw orthopedisch dierenarts heel belangrijk om goed onderzoek te kunnen doen.

Lichamelijk onderzoek

De dierenarts zal bij lichamelijk onderzoek een pijnlijk gezwollen en instabiel kniegewricht vinden. In sommige gevallen is er sprake van een gedeeltelijke scheur van de voorste kruisband. Deze diagnose is voor de minder ervaren dierenarts vaak moeilijk te stellen.

Aanvullend onderzoek

Aanvullend röntgenonderzoek en soms echo-onderzoek zijn nodig om de diagnose te bevestigen en andere oorzaken van de knieproblemen uit te kunnen sluiten. Denk bijvoorbeeld aan de veelvoorkomende aandoening patellaluxatie, waarbij een loszittende knieschijf de kreupelheid veroorzaakt. Met een röntgenfoto kan ook de hoeveelheid artrose in het gewricht in beeld gebracht worden.

Behandeling van een gescheurde voorste kruisband

In tegenstelling tot bij de mens heeft een hond met een gescheurde voorste kruisband altijd een deskundige chirurgische behandeling nodig.

Zonder een tijdige en deskundige operatie ontstaat al heel snel gewrichtsslijtage, zeker als door het uitblijven van de behandeling ook nog de meniscus gescheurd is. Gewrichtsslijtage ontwikkelt zich bij een hond vele malen sneller dan bij een mens.

De behandeling van een gescheurde voorste kruisband kan in eerste instantie bestaan uit rust en pijnstillers/ ontstekingsremmers. Hierna moet de knie altijd weer,bij voorkeur binnen enkele weken, gestabiliseerd worden met een operatie. Met deze operatie wordt ook het beschadigde deel van de binnenmeniscus verwijderd.

Bij een deskundig uitgevoerde behandeling zijn de vooruitzichten op een blijvend pijnvrije en normale functie van de knie goed.

Het beste resultaat voor uw hond

De operatieve behandeling van de gescheurde voorste kruisband is een van de meest uitgevoerde ingrepen door de deskundige orthopedische chirurgen van AniCura. Om uw hond het beste resultaat te geven maakt AniCura alleen gebruik van wetenschappelijk bewezen succesvolle behandelmethoden die uw hond het best mogelijke herstel van de kniefunctie geven. Zo verzekeren we ons van de best mogelijke revalidatie van uw hond.

De volgende technieken worden doorgaans gebruikt om de knie te stabiliseren

Bij deze operatie wordt de bovenkant van het scheenbeen in een neutrale stand geplaatst, waardoor het kniegewricht blijvend stabiel zal zijn.

Bij deze operatie wordt de krachtsverhouding in de knie gewijzigd door de aanhechting van de kniepees op het scheenbeen naar voren te plaatsen.

  • Tightrope methode / Fiber wire teugel

Bij deze techniek wordt gebruik gemaakt van een zeer sterke en stijve draad die op zeer nauwkeurig bepaalde punten door het boven en onderbeen geboord worden, zodat het onder- en bovenbeen meer natuurlijk ten opzichte van elkaar bewegen.

Uw dierenarts of specialist zal met u bespreken welke methode voor uw hond het beste is.

Knie operatie hond herstel

Het herstel van een knieoperatie duurt meer dan zeven weken. In deze herstelperiode is het van groot belang dat uw hond niet aan de wond komt en de knie niet overbelast. Houd de wandelingen kort en uw hond aan de lijn.

Uw dierenarts laat weten wanneer uw hond weer even langs moet komen voor een controle afspraak. Blijkt uit het lichamelijk en röntgenologisch onderzoek dat het herstel naar verwachting verloopt? Dan mag de beweging aan de lijn in enkele weken opgebouwd worden.

U krijgt van uw orthopedisch dierenarts uitgebreide uitleg over hoe u het beste kunt zorgen voor uw hond in de eerste maanden na de knieoperatie. Gedurende het herstel van uw hond kunt u altijd voor vragen terecht bij uw behandelend dierenarts.

Kruisband operatie hond kosten

De beste resultaten bij iedere chirurgische ingreep worden bereikt door een combinatie van deskundigheid en ervaring van het chirurgische team met de tijdige toepassing van de beste techniek en goede nazorg.

Het merendeel van de honden herstelt na een chirurgische behandeling van de voorste kruisband volledig en heeft een hele lage kans op complicaties.

De kosten van de behandeling zijn onder andere afhankelijk van de individuele situatie en het type operatie. De orthopedisch chirurgen van AniCura kunnen u hierin adviseren en u meer vertellen over de kosten.

MAAGTORSIE

Maagtorsie (maagdilatatie-volvulus)
Een maagtorsie, ook wel maagkanteling genoemd, is een nachtmerrie voor elke eigenaar van een grote hond. De aandoening is erg pijnlijk en als er niet op tijd ingegrepen wordt kan hij dodelijk zijn.

Wat gebeurt er bij een maagtorsie?
De maag ligt tussen de slokdarm en de dunne darm. Bij een maagtorsie draait de maag van de hond om zijn as (volvulus). De maag draait niet alleen (meestal in de richting van de wijzers van de klok), de maag zet ook enorm uit (dilatatie). De bloedvaten van de maag worden hierdoor afgekneld. Ook de milt draait mee, doordat die aan de maag vast zit. De slokdarm en de twaalfvingerige darm worden afgesloten door de maagtorsie, er kan geen gas, eten en drinken meer in of uit de maag.
De bloedruk en het hartritme verlagen en het lichaam krijgt te weinig zuurstof.

Een maagtorsie of maagkanteling van de hond. De maag draait om zijn as, met de klok mee. De maag draait niet alleen, maar zet ook uit (dilatatie). Door het draaien van de maag wordt de doorbloeding van de maag belemmerd, waardoor de maagwand kan afsterven. Ook draait de slokdarm om zijn as, waardoor de slokdarm wordt afgesloten. (www.dierenziekenhuizen.nl)

De oorzaken van een maagtorsie
Het is niet precies bekend waarom de maag bij bepaalde honden(rassen) kan kantelen.
Met name de grote hondenrassen zijn hier gevoelig voor.
Het is niet bekend of de maag draait en er dan gisting van gassen ontstaat, of dat er eerst een ophoping van gassen ontstaat door inslikken en dat de maag daarna kantelt.
Wel is er een aantal factoren vastgesteld die een mogelijke oorzaak zouden kunnen zijn van het krijgen van een maagtorsie:

⦁ Genetische aanleg: Wanneer een 1ste graad familielid (1 van de ouders) een maagtorsie heeft gehad is de kans erg groot dat 1 of meerdere nakomelingen ook een maagtorsie ontwikkelen.
⦁ Grote honden/ honden met een diepe borstkast of honden die voor hun ras erg groot zijn, lopen meer kans.
⦁ Uit onderzoek blijkt ook dat reuen meer kans hebben op een maagtorsie dan teven.
⦁ Maagtorsie komt meer voor op middelbare leeftijd.
⦁ Honden die snel nerveus zijn, lopen meer risico.
⦁ Honden met ondergewicht krijgen eerder een maagtorsie.

Medische oorzaken die een maagtorsie kunnen veroorzaken:
⦁ Wanneer de hond last heeft van andere maag- darmproblemen.
⦁ Wanneer de milt verwijderd is.
⦁ Een verlengd hepatogastrisch ligament. Dat is het onderdeel dat de maag en lever met elkaar verbindt.

Het ontwikkelen van een maagtorsie kan nooit helemaal worden voorkomen.
Er zijn wel wat aanpassingen die je kunt doen om de kans op een maagtorsie te verkleinen:
⦁ Meerdere kleine maaltijden op de dag in plaats van 2 grote maaltijden.
⦁ Stress rondom de maaltijd vermijden.
⦁ Geen inspanning voor en na de maaltijd.
⦁ Geen droogvoer met als hoofdbestanddeel olie/vet.
⦁ Niet fokken met ouderdieren die een maagtorsie hebben gehad.
⦁ Bij sommige honden met een verhoogd risico op een maagtorsie wordt de maag soms preventief vastgezet (gastropexie).

Het soort voedsel (brokken, blikvoer of vlees ) blijkt geen invloed te hebben op een maagtorsie. Het heeft ook geen invloed op de zuurgraad van de maag of op de concentratie gastrine (een hormoon dat de productie van het maagzuur stimuleert). Er wordt soms gesuggereerd dat het soort voeding van invloed kan zijn op het bevorderen van een maagtorsie, maar daar zijn geen bewijzen voor.

Symptomen van een maagtorsie :
⦁ Een hond met een maagtorsie is rusteloos.
⦁ De hond heeft een opgezette, harde en dikke buik, met name aan de linkerkant is de buik hard en gespannen.
⦁ De hond zal proberen te braken (loos braken), maar dat lukt niet. De maag zet enorm uit en daardoor ontstaat een braakprikkel. Omdat door het kantelen van de maag de slokdarm wordt afgesloten kan er niets meer uit de maag komen.
⦁ De hond heeft pijn en neemt een vreemde houding aan (kromme rug). Hij kwijlt en huilt.
⦁ De hond wordt sloom en raakt in shock. Door de torsie worden grote bloedvaten dichtgedrukt en daardoor kan shock ontstaan. Het hart gaat sneller kloppen, , maar de pols is zwak. De hond wordt sloom, de slijmvliezen worden bleek. De lichaamstemperatuur daalt snel.
⦁ Er kunnen hartritmestoornissen ontstaan doordat de hartspier te weinig zuurstof krijgt. Ook kan er een tekort aan kalium ontstaan.
⦁ De darmwand kan afsterven, doordat de bloedvaten worden afgesloten.

De behandeling van een maagtorsie.
⦁ Bij een maagtorsie of een verdenking van een maagtorsie MOET altijd een arts geraadpleegd worden. De arts zal in eerste instantie proberen om gas uit de maag te halen. Dit doet hij doormiddel van een sonde (sondering) die in de bek van de hond wordt geplaatst. Op die manier wordt geprobeerd de maag te bereiken en zodoende de lucht eruit te laten. Vaak lukt dit niet, omdat de slokdarm is afgekneld. De arts zal dan de maag puncteren door via de buitenkant een holle naald in de maag te brengen om zodoende het gas te laten ontsnappen.
⦁ Een intraveneus infuus wordt ingebracht om de bloeddruk op peil te brengen en daarmee de shock te behandelen.
⦁ Er worden goede en veilige pijnstillers toegediend.
⦁ Mocht dit alles niet lukken dan zal de hond geopereerd moeten worden. De maag wordt tijdens de operatie geleegd (dit kan door middel van sonderen of puncteren), voordat hij in de goede positie kan worden teruggebracht. Als de maag te erg opgezwollen is om hem te draaien, dan wordt de maag opengesneden.
⦁ Als de maag weer goed ligt wordt de milt gecontroleerd. Als de doorbloeding van de milt niet herstelt wordt de milt verwijderd.
⦁ De maagwand wordt gecontroleerd op afsterven. Afgestorven delen worden verwijderd.
⦁ De maag wordt chirurgisch vastgezet aan de buikwand (gastropexie), zodat er niet nogmaals een maagtorsie kan plaatsvinden.
⦁ Bij een maagtorsie kunnen hartritmestoornissen optreden, die behandeld moeten worden.

Wat is de prognose van een maagtorsie bij de hond?
De prognose is geheel afhankelijk van hoe snel er is ingegrepen. Wanneer de maagtorsie veel schade heeft veroorzaakt, dan zal de prognose slecht zijn.
Door te meten hoeveel lactaat (zuurresten) er in het bloed zit, kan een inschatting gemaakt worden van de schade aan de maagwand. Bij een lactaat lager dan 6 is de prognose ongunstig.
Wanneer het lactaatniveau niet daalt na het chirurgisch ingrijpen dan geeft dat een slechte prognose.
Ook wanneer een hond last blijft houden van hartritmestoornissen is er een slechtere prognose. Het hartritme kan gemeten worden door middel van een ECG.

 

Knikstaart

KNIKSTAARTEN.

Inleiding: (door mevr. Drs. J.H.C.Brooymans- Schallenberg,)

De staart is het verlengde van de wervelkolom. De wervels in de wervelkolom zijn verschillend gebouwd, al naargelang hun functie. De staartwervels liggen recht achter elkaar, worden steeds smaller en geleidelijk iets korter. De laatste wervel eindigt in een punt. Tussen de werveltjes bevinden zich ook de gewrichtjes en tussenwervelschijfjes voor de beweeglijkheid en de veerkracht. Het geheel wordt bij elkaar en in positie gehouden door banen, pezen en spieren. Een normale staart zal ongeveer tot de hak reiken.

Aangeboren afwijkingen.
Aangeboren afwijkingen kunnen zijn: scheve- of te korte wervels, knikken in de staart, die niet verstrijkbaar zijn (dus wervels, scheef aan elkaar gegroeid), een vaste kromming in de staart. Het kan ook gebeuren dat de staart slechts uit vlezige delen bestaat.
In veel gevallen is de afwijking bij de geboorte al te zien, er zijn echter ook gevallen bekend waarbij afwijkingen pas na enkele weken (8–10 weken na de geboorte) zichtbaar zijn. Van een afwijking aan de staart hoeft het dier geen last te hebben zolang het slechts de staart betreft. Het probleem is echter dat, wanneer er met zo’n lijder gefokt wordt, er bij het nageslacht mogelijk ernstige afwijkingen in andere del

Samenvatting verschijningsvormen knikstaart.
(Bij de geboorte, enkele weken na de geboorte, bij- of na de geboorte in combinatie met een andere misvorming).
Bij de geboorte:
Als er bij een pasgeboren pup een misvormde staartwervel zit, die een knik in de staart veroorzaakt dan is het heel waarschijnlijk dat het hier gaat over een aangeboren afwijking. Als er sprake is van een knik tussen twee verder heel normale wervels bij de jonge pup kan dat ook een aangeboren afwijking zijn, maar er is een grote kans dat de afwijking niet door erfelijkheid, maar door een trauma is ontstaan.
Na de geboorte:
Knikstaarten kunnen zich nog enkele weken na de geboorte openbaren. Als deze afwijkingen zich beperken tot in de staart dan heeft de hond hier geen last van en zal hij een onbekommerd leven kunnen lijden.
Knikstaarten in combinatie met een andere misvorming:
Andere misvormingen kunnen zijn: misvorming in de hals-, de borst-, de rug- en de lendenwervels.
Verder een gespleten gehemelte (schisis), een waterhoofd (Hydrocephalus), scheve kaken, misvorming aan de ribben, teveel of te weinig tenen en te korte onderbenen. Als gevolg van de interactie tussen de diverse erfelijke factoren kunnen er afwijkingen optreden in orgaansystemen, die vanuit het mesoderm worden aangelegd. Voorbeelden hiervan zijn: een defect tussen hart en tussenschot, de buizen van de nieren naar de blaas liggen op de verkeerde plek, anus en urinebuis hebben een gezamenlijke uitgang.

Erfelijke achtergrond.
In de bevruchte eicel worden na de benodigde celdelingen 3 kiembladen gevormd (een kiemblad of kiemlaag van een embryo is een verzameling van cellen die dezelfde oorsprong hebben in de embryogenese en die zullen uitgroeien tot specifieke lichaamsweefsels):
Ectoderm, Mesoderm en Endoderm.
In het ectoderm worden de huid, het zenuwstelsel, de zintuigen en het schedeldak gevormd.
In het mesoderm het gehele skelet (met uitzondering van het schedeldak), hart en bloedvaten en het urogentiaal apparaat (de organen van het urine- en voortplantingsstelsel).
In het endoderm het spijsverteringskanaal en de organen, behalve het hart.

Knikstaarten en de fokkerij.
Veel sites van rasverenigingen en dierenartsen geven aan, of adviseren om dieren met een knikstaart uit te sluiten van de fokkerij. Ze lijken op deze manier aan te sluiten bij het rapport van mevr. drs. Brooymans- Schallenberg omtrent het vererven van andere gebreken ten gevolge van een misvormde wervelkolom.
Anderzijds geeft www.noelscottage.nl aan dat een knik in de staart wordt gezien als een erfelijke fout. Als er een knik bij een pup wordt vastgesteld wordt de betreffende hond uitgesloten van de fokkerij. Dat is niet alleen vanwege het simpele schoonheidsfoutje, maar omdat er onzekerheid bestaat over het feit dat die knik in de staart een deel van een ander latent skeletprobleem zou zijn.
Latent betekent onzichtbaar. Het zou dus kunnen dat we bij het fokken met een dergelijke hond niet in de gaten zouden hebben dat er stiekem toch een overdracht van een afwijking zou plaats kunnen vinden op het nageslacht. Voor de zekerheid worden dan maar alle knikstaarten uitgesloten voor de fokkerij. De vraag dringt zich wel op of dit terecht is. Is deze zekerheid geen schijnzekerheid en moeten we ons hierbij ook niet afvragen of we niet teveel waardevol genetisch materiaal uitsluiten door deze schijnzekerheid.

Argumenten tegen uitsluiting.
v-  Welke vorm van knikstaart is erfelijk?
v – Staart-, wervelafwijkingen die geen knik veroorzaken en vrijwel nooit ontdekt worden.
v-  Als er familiair geen problemen te bespeuren zijn.
v-  Als binnen het ras het aantal knikstaarten niet significant uitstijgt boven het percentage knikstaarten in het algemeen ( rassen en kruisingen.)
v – Het uitsluiten van knikstaarten zal een ras meer genetische schade opleveren dan genetisch voordeel, vooral met een kleine populatie.

Argumenten voor uitsluiting.
v – Het vertonen van meerdere skeletafwijkingen, inclusief knikstaart, b.v. hals, borst,rug en lendenwervels.
v-  Gespleten gehemelte, waterhoofd, scheve kaken.
v-  Misvorming aan de ribben
v-  Teveel of te weinig tenen
v-  Te korte onderbenen. Dus alles wat in het mesoderm wordt aangelegd.
v-  Als er meerdere pups uit een nest knikstaartafwijkingen vertonen.

Conclusie:
Vanuit medisch- en genetisch oogpunt gezien blijken er verschillende opvattingen te bestaan over het al dan niet uitsluiten voor de fokkerij. Gezien het feit dat de populatie van de Cane Corso genetisch gezien gering is, klein in het aantal bloedlijnen, lijkt het niet voor de hand liggend om alle dieren met een knikstaart uit te sluiten van de fok.
Uitsluiting kan gelden voor: (dit is een visie voor de toekomst)
v-  ouderdieren van een nest pups met een groot aantal staartafwijkingen. Hetzelfde geldt voor deze pups.
v-  Honden met meerdere aantoonbare skelet- of orgaanafwijkingen (mesoderm afwijkingen)
v-  Geen ouderparen vormen met hetzelfde mesoderm- probleem.

NOOT: honden die worden ingevoerd of reuen die in het buitenland beschikbaar worden gesteld voor de fokkerij blijven waarschijnlijk genenpoolen met vraagtekens. Temeer als deze gecoupeerd zijn. Hier zal dan door de fokker extra huiswerk verricht dienen te worden om na te gaan of er erfelijke afwijkingen bekend zijn van die bloedlijn.

 

Hotspot

Hotspot (pyotraumatische dermatitis)

Pyo (etter)

Traumatisch (beschadiging)

Dermatitis (onsteking van de huid )

Wat is hotspot precies ?

Een hotspot  is een lokale huidontsteking bij de hond. Deze ontsteking wordt veroorzaakt door de hond zelf, door te likken, te bijten en te krabben.

Een hotspot kan binnen enkele uren ontstaan en breidt zich heel snel uit. In het begin gaat uw hond flink krabben en ontstaat er een natte plek in de vacht. De huid is vuurrood en vaak bedekt met een gele etterlaag. Dit is een vochtig eczeem dat binnen enkele uren kan ontstaan.

 

Hoe ontstaat een hotspot?

Een hotspot ontstaat doordat de hond op een bepaalde plek gaat krabben, likken of bijten.  Meestal is jeuk de oorzaak van dit krabben en likken (bijvoorbeeld door een vlooien- of tekenbeet), maar ook een klein wondje kan deze reactie geven. Stress kan een aanleiding zijn, dit komt echter zelden voor. Door verlatingsangst of andere stressfactoren kan een hond zichzelf verwonden en dan kan een hotspot ontstaan. Als het zelfmutilatie (zichzelf beschadigen) op de poten is, kan likgranuloom (huidaandoening ten gevolde van overmatig likken) ontstaan .

Jeuk kan komen door oormijt, vlooienbeten, tekenbeten, allergie en schurftmijtinfecties. Er ontstaan eerst jeukende bultjes. De opperhuid raakt beschadigd, waardoor de hond nog meer jeuk krijgt. In korte tijd ontstaat er een natte, etterige plek onder de haren, waarbij de huid gezwollen en vuurrood kan worden. Dit kan gepaard gaan met koorts. Doordat de hond blijft likken is het een vicieuze cirkel die door behandeling doorbroken moet worden. Hotspot komt het meest voor bij de staartbasis, de dijen, het kruis en de achterhand van de hond. Honden met een oorinfectie hebben meestal last van deze aandoening onder het oor en rondom de wangstreek.

Wat zijn de symptomen?              

Een hotspot ziet er uit als een rode, natte plek die zich snel uitbreidt en jeuk veroorzaakt. De hond gaat krabben, likken en bijten en soms piepen van de pijn.

Hoe te behandelen?

Het is belangrijk om de plek meteen te behandelen om groter worden te voorkomen. Daarna is het raadzaam om te kijken wat de onderliggende oorzaak van de hotspot is.

Wat u kunt doen?

  • De haren rondom het  gebied waar de hotspot zich bevind, scheren. Zo kan er zuurstof bij komen en kan er minder vuil bij de wond komen.
  • Schoonmaken met bijvoorbeeld Betadine, Biotex of een ontsmettende shampoo. Daarna de plek droogdeppen met een schone zachte doek.
  • Klei (groene leem ) is ook een goede wondverzorging, net zoals honingzalf. Deze middelen hebben een ontstekingsremmende- en jeukstillende werking
  • Het toedienen van een corticosteroïden- injectie, dit is alleen aan te raden als het echt extreem is en geen van bovenstaande middelen resultaat heeft. Ook kan antibiotica worden toegediend.
  • Als de hond niet van de plek af kan blijven is verstandig om hem tijdelijk een kraag om te doen als de hond zonder toezicht is.

Hoe is de prognose van een hotspot?

Bij een snelle en adequate behandeling geneest de hotspot meestal goed.

Als de onderliggende oorzaak gevonden wordt en ook deze goed behandeld wordt zal de kans op een nieuwe hotspot sterk verkleind worden.

Hoe kun je een hotspot voorkomen?

Je kunt een hotspot alleen voorkomen als je de oorzaak van een eerdere hotspot uitzoekt en oplost.

Het onderzoeken van een allergie kan lang duren. Als een hond allergisch is voor vlooienbeten dan kan 1 beet al voldoende zijn om een heftige reactie te krijgen.

Hotspots kunnen makkelijk ontstaan bij veel vocht en weinig zuurstof.

Wanneer u een hond heeft die erg gevoelig is voor het krijgen van een hotspot, dient de hond na een natte wandeling bij voorkeur meteen afgedroogd te worden. Borstel de hond en kijk hem goed na.

Een droge, geïrriteerde huid is vatbaarder voor hotspots. Zorg dat de huid van de hond door voeding en eventuele aanvullende voedingssupplementen zoals omega 3, 6 en 9 verbetert.

 

 

DSRA (Dental Skeletal Retinal Anomaly)

 

Al langere tijd komen er signalen binnen dat pups van ons ras een ziekte hebben met verschillende afwijkingen. Eén daarvan is een afwijkend gebit. Bij anderen wordt melding gedaan van een afwijkend zicht, weer anderen blijven achter in groei. Al deze afwijkingen komen samen voor.

De tandafwijkingen komen het meeste voor, in diverse gradaties. Van alleen de verkleuring en glazigheid tot afgebroken tandelementen. De meest passende benaming is odontogenesis imperfecta (de hele tand is afwijkend in aanleg). De afwijkingen in tandglazuur en tandbeen zorgen voor ‘zwakke’ tanden die makkelijk afbreken. Verwijderen van tandresten moet door een specialist gebeuren, tandresten kunnen niet even met een tangetje verwijderd worden, soms is uitlepelen uit het kaakbot noodzakelijk.

 Afwijkende botgroei, groeiachterstanden.
Er zijn enkele pups bekend die al van jongs af aan klein bleven en niet goed ontwikkelden. Echter komen er ook honden voor die zich de eerste maanden normaal ontwikkelen en recht op de pootjes staan, maar na een half jaar toch duidelijk korter op de poten staan, kromme polsen krijgen en geheel uit verhouding raken.

Er zijn echter ook die met een jaar een redelijk normale bouw en formaat hebben. Hoe en waarom zich dit zo manifesteert is niet duidelijk, ook is nog niet bekend welke groeiafwijking dit dan is. Pups lijken ook vaker botbreuken te hebben.

 De blindheid
Eigenlijk altijd het eerst op te merken in het donker is ook een kenmerk. Het laat zich aanzien als PRA (progressieve retinale atrofie) Het netvlies, de retina verslechtert steeds meer totdat de hond volledig blind is. Het is geen pijnlijke oogziekte, maar het is ook niet te genezen of te remmen. De pups hebben een groene weerschijn in hun ogen en bij een gewone foto met flits geven de ogen een koplamp effect. Een juiste diagnose is te verkrijgen bij een oogspecialist, hiervoor wordt een druppel in de ogen gedaan, waarna in een verduisterde ruimte in het oog gekeken kan worden.

 Andere symptomen
Doofheid komt ook regelmatig voor, bij enkelen is met een BAER test een officiële diagnose gesteld. Alweer, de leeftijd en de mate waarop het zich manifesteert is wisselend. Verdere genoemde symptomen; afwijkend gedrag/tics, nierproblemen en onzindelijkheid die soms ook komt nadat de pup al maanden zindelijk is geweest, en zachte brosse nagels.

 DSRA en de fokkerij
DSRA is een nare ziekte, de meeste dieren halen de 2 jaar niet. Sommige pups zijn zo aangetast dat ze al geëuthanaseerd worden op zeer jonge leeftijd, 8 weken wordt wel genoemd.
Behalve de levensduur is ook de levenskwaliteit in het geding; door het slechte gebit is kauwen soms pijnlijk, de blindheid maakt dat de hond onzeker kan worden, de skeletafwijkingen zorgen voor kromme poten en gezwollen gewrichten. De doofheid zorgt dat de hond nog meer in een eigen wereldje komt te zitten.
Opereren -gebitselementen verwijderen- en pijnstillers helpen de hond een poosje, maar op een goed, of liever droevig moment moet er gekeken worden of er nog genoeg leuk is in het leventje van de jonge hond. Voor de eigenaren een zeer zware beslissing.

Fokkers wisten tot voor kort niet waar ze mee te maken hadden, de ziektebeelden zijn sterk wisselend, soms zelfs bij pups in hetzelfde nest. De erfelijkheid was ook niet duidelijk, en omdat de ziekte zeldzaam is en fokkers die ermee geconfronteerd werden niet allemaal ermee naar buiten zijn gekomen bleef het onder de radar. Zo kon het gebeuren dat fokkers, onbewust, en zéker onbedoeld ouderdieren gebruikten die drager bleken te zijn. Fokkers viel voorheen dan ook niet te verwijten dat het voorkwam in hun kennel. Gelukkig is er sinds kort een mogelijkheid om te testen op deze ziekte.

DSRA blijkt enkelvoudig recessief, na onderzoek door internationale samenwerking van fokkers, eigenaren, specialisten, Universiteiten en het bedrijf Laboklin. Dat houdt in dat er alleen zieke pups geboren kunnen worden, als beide ouders drager zijn van het gen.

Wat is het fokadvies?
Om te voorkomen dat er nog zieke dieren geboren worden in de toekomst is het van belang te weten of de ouders drager of geheel vrij van het gen. Dragers zijn niet ziek! Dragers kunnen nog ingezet worden voor de fok, mits ze alleen gecombineerd worden met een vrije partner. Het advies is dan ook om alleen een combinatie te doen waarvan tenminste één der ouderdieren vrij is van DSRA, hetzij middels een officiële negatieve uitslag, danwel dat beide ouders van een ouderdier officieel vrij zijn verklaard.

Testen
Testen kan met speekselswabs, of met een bloedmonster. De fokker kan het zelf insturen, maar dan is er geen controle of er van de juiste hond is ingestuurd. Daarom is het beter om de afname en verzending via de dierenarts te regelen. De dierenarts controleert de naam op het formulier en de stamboom, en het chipnummer, neemt het monster af en regelt de verzending. Nadat de test is gedaan krijgt de eigenaar van de hond een certificaat met de uitslag. Op deze manier kunnen we voorkomen dat er nog meer honden met deze vreselijke ziekte worden geboren.

Meer informatie hierover is te vinden op facebook groep: Cane Corso dental imperfections, PRA, dwarfism.

Anne van Staaveren

Kankeronderzoek hond

Hoe eerder we de kanker ontdekken, hoe meer we voor uw hond kunnen doen. De behandeling is erop gericht om uw hond te genezen, als dit mogelijk is. Of om er voor te zorgen dat uw hond nog een goed leven heeft met de kanker.

Tijdens het hele proces begeleiden we u, zodat u moeilijke keuzes kunt maken en weet waar u aan toe bent.

Wat is kanker?

Honden worden steeds ouder. Dit is één van de redenen dat we steeds meer kanker zien bij honden. Ongeveer 25 tot 30 procent van de honden krijgt vroeg of laat een goedaardige of kwaadaardige tumor.

Om dit op tijd te ontdekken is het belangrijk dat u uw hond minimaal één keer per jaar door de dierenarts laat controleren.

Goedaardige tumoren verspreiden zich niet. Deze tumoren kunnen we dan ook makkelijker behandelen dan kwaadaardige tumoren: kwaadaardige tumoren kunnen zich wel verspreiden naar andere plaatsen in het lichaam.

Vaak is het juist deze verspreiding van de kankercellen, ook wel uitzaaien genoemd, die de grootste problemen veroorzaakt.

Sommige kwaadaardige tumoren hebben niet of pas laat in hun ontwikkeling de mogelijkheid tot uitzaaien, maar kunnen door hun groei voor ernstige problemen zorgen.

Oncologie

Bij AniCura zijn dierenartsen aangesloten die gespecialiseerd zijn in oncologie; een oncoloog is een arts die zich bezighoudt met het behandelen van kanker. Wij zorgen er graag voor dat uw hond de juiste behandeling krijgt.

Hoe ontstaat kanker bij honden?

Het ontstaan van tumoren heeft, zowel bij mensen als dieren, te maken met ongezonde leefomstandigheden, contact met schadelijke (kankerverwekkende) stoffen, erfelijke aanleg en de werking van het afweersysteem.

Soms ontstaat er kanker door iets in de omgeving van uw hond, zoals blootstelling aan overmatig zonlicht, kankerverwekkende stoffen zoals meeroken en radioactieve straling.

Ook komt bij sommige rassen kanker vaker voor dan bij andere. Zo hebben grote hondenrassen vaak eerder last van tumoren in de botten.

Daarnaast speelt het afweersysteem een rol bij de ontwikkeling van de ziekte. Het is in een gezond lichaam mogelijk om kankercellen vroegtijdig te herkennen en onschadelijk te maken.

Maar onder bepaalde omstandigheden lukt dat niet meer en kan een tumor verder groeien of uitzaaien.

Er zijn dus veel oorzaken mogelijk. Vaak is het een combinatie van omstandigheden, waarbij toeval een grote rol speelt.

Kanker bij huisdieren is niet besmettelijk

Ten slotte: kanker is niet besmettelijk – overigens ook niet bij mensen. U, als eigenaar, en ook andere dieren kunnen geen kanker krijgen door contact met een dier met kanker. Behalve bij de overdraagbare venerische tumor (TVT). Deze tumor komt voor op de externe geslachtsorganen en wordt verspreid door seksuele activiteit of sociaal gedrag. Gelukkig komt deze tumor bijna nooit voor in Nederland.

Een tumor bij uw hond: de symptomen

Het vermoeden dat uw hond een tumor heeft, ontstaat vaak nadat u een ongewone knobbel bij uw dier heeft gevoeld. Of wanneer er een zwelling op het lichaam zichtbaar wordt.

Soms wordt een tumor ontdekt tijdens onderzoek naar andere vage klachten, zoals gewichtsverlies. Of omdat bepaalde organen niet goed meer werken doordat ze aangetast worden door de tumor.

Symptomen van kanker bij honden

De meest voorkomende symptomen, waardoor u, of uw dierenarts een tumor of kanker bij uw hond zou kunnen vermoeden:

  • abnormale knobbels (gezwellen)
  • bultjes, zeker als ze wisselen in grootte
  • afvallen of een andere eetlust
  • benauwdheid of hoesten
  • uw hond is sneller moe
  • pijn
  • kreupelheid of stijfheid
  • veel drinken en plassen
  • bloedarmoede
  • moeilijk plassen of poepen
  • wonden die niet genezen
  • bloedverlies
  • uw hond stinkt

Hoe werkt kankeronderzoek hond?

Bij kanker is het belangrijk om er vroeg bij te zijn. Bij vroege ontdekking is de kans op genezing groter en kunnen we uw hond vaak met een minder heftige behandeling helpen.

Om kanker op tijd te ontdekken kunt u zelf een aantal dingen doen. Zo is een jaarlijkse gezondheidscontrole belangrijk om kanker in een vroeg stadium te ontdekken.

Kijk verder regelmatig in de bek van uw hond om te zien of er iets veranderd is, houd bultjes van uw hond goed in de gaten en ga bij één van de symptomen snel naar de dierenarts.

Om de juiste diagnose te kunnen stellen, zal de AniCura-specialist verschillende onderzoeken doen:

Weefselonderzoek

Allereerst wordt een klein stukje weefsel weggenomen op de plaats waar de tumor zit. Dit heet een biopsie en gebeurt meestal met een speciale dunne naald. Maar soms is een kleine chirurgische ingreep nodig.

De afgenomen weefsels worden onderzocht door een patholoog of gespecialiseerde dierenarts. Aan de hand daarvan wordt besloten of er verder onderzoek nodig is.

Onderzoeken hoe ver de ziekte gevorderd is

Als de uitslag van het onderzoek kwaadaardig is, moet worden nagegaan hoe ver de ziekte gevorderd is. Dit wordt stageren genoemd.

Om dit te bepalen hebben ze meer inzicht nodig en zullen verder onderzoek doen met bijvoorbeeld röntgenfoto’s, een echografieCT-scan of MRI-scan.

Dat ze tegenwoordig CT- en MRI-scans kunnen gebruiken zorgt voor een enorme verbetering in kennis over hoe tumoren zich uitbreiden.

En belangrijk: het zorgt ervoor dat ze u beter kunnen vertellen wat de geschatte levensverwachting van uw hond is.

Uw hond heeft kanker: wat nu?

Het is een diagnose die u als hondeneigenaar nooit hoopt te horen. Gelukkig kunnen zowel goedaardige als kwaadaardige kanker soms goed behandeld worden.

Goedaardige tumoren verspreiden zich niet. Daardoor kan de tumor meestal met een operatie verwijderd worden, zodat uw hond genezen is.

Een kwaadaardig kanker kan verder groeien. Daardoor kan het steeds moeilijker worden om de tumor te verwijderen.

Daarnaast kan de kanker uitzaaien naar de lymfeknopen, longen, lever, milt, botten of andere organen.

Welke behandeling heeft uw hond nodig?

Afhankelijk van het type tumor, de leeftijd van uw hond en zijn of haar algemene gezondheid zijn er verschillende opties.

Een operatie is vaak voldoende en kan genezend zijn als de volledige tumor verwijderd kan worden.

In sommige gevallen is een combinatie van verschillende behandelmethodes de beste optie. Bijvoorbeeld met chemotherapie of -bestraling, immunotherapie of hormoontherapie.

Kwaliteit van leven

Wanneer uw hond ongeneeslijk ziek is, bijvoorbeeld doordat de kanker teveel is uitgezaaid, kunnen we uw hond nog steeds behandelen.

Als de tumor niet goed te verwijderen is, kunnen we de tumor soms zo behandelen dat deze stabiel wordt en dus niet verder groeit. Uw hond hoeft in zo’n geval niet aan de tumor te overlijden.

Zo zorgen we ervoor de kanker geremd wordt, of dat we verlichting geven, waardoor uw hond een nog zo goed mogelijk leven kan leiden.

Wanneer we uw hond niet meer kunnen behandelen tegen kanker, zorgen dat we ervoor dat uw hond nog een goed leven kan hebben.

Door medicatie nemen we pijn en ongemak weg bij uw hond. Dit noemen we palliatieve zorg.

Het doel van de behandeling is er altijd op gericht om de kwaliteit van leven van uw hond optimaal te houden.

Welke behandelplan we in overleg ook kiezen, we maken uw hond niet zieker. In tegenstelling tot mensen hebben dieren vaak niet tot nauwelijks last van bijwerkingen.

Wat zijn de kosten voor onderzoek naar kanker bij uw hond?

De kosten zijn afhankelijk van wat er precies met uw huisdier aan de hand is en de onderzoeken en behandelingen die uw hond nodig heeft.

DCM

Wat is dilaterende cardiomyopathie (DCM)?

Dilateren = uitzetten
Cardio = hart
Myo = spier
Pathie = ziekte

DCM is dus een ziekte van de hartspier. Het gevolg van deze ziekte is een slechte samentrekking van het hart. Hierdoor kan het hart het bloed slecht rond pompen en treden er compensatiemechanismen op:

  • het hart gaat sneller slaan
  • één of beide kamers gaan uitzetten (meestal de linker kamer)
  • als gevolg daarvan gaan ook de linker of beide boezems uit zetten

Ondanks deze compensatiemechanismen blijft het slagvolume (hoeveelheid bloed die met een hartslag in de aorta gepompt wordt) klein door de slechte samentrekking van het hart.

Door uitzetten van de kamer(s) kunnen er hartkleppen gaan lekken en daardoor kan een hartbijgeruis ontstaan. Vergrote boezems verhogen de kans op boezemfibrilleren. De boezems trekken dan niet meer gecoördineerd samen maar “fladderen”, waardoor de kamers niet meer effectief gevuld worden.

Er kunnen ook andere ritmestoornissen ontstaan ten gevolge van de zieke hartspier. Boezemfibrilleren komt ook wel eens voor zonder DCM. De hond kan hier vrij goed mee leven zolang de frequentie niet te hoog oploopt. Een aantal van de dieren die boezemfibrilleren zonder DCM, ontwikkelt toch op termijn DCM.

Welke honden hebben de meeste kans op DCM?

DCM komt het meest voor bij grote hondenrassen. Het komt vaker bij reuen voor dan bij teven. Ieren, Duitse Doggen, Dobermans, Boxers, Dalmatiërs en Cocker Spaniels hebben een verhoogde kans.

Hoewel DCM als één en dezelfde ziekte wordt beschreven bij de verschillende hondenrassen zijn er grote verschillen in voorkomende klachten en progressie van de ziekte afhankelijk van het hondenras. Dit zou kunnen wijzen op verschillende oorzaken van DCM (mogelijk verschillende genen).

Meestal ontstaat de ziekte op middelbare leeftijd, tussen de 4 en 6 jaar. DCM komt ook voor bij de mens, katten, paarden en koeien. Uit een groot onderzoek in Duitsland kwam naar voren dat, van de 104 onderzochte doggen in een studie, 20% een hartaandoening had. Van deze 20% had meer dan de helft DCM. (de andere aandoeningen waren onder andere aortastenose, hetgeen een aangeboren en erfelijke afwijking is)

De symptomen van DCM

Teven zijn meestal ouder dan reuen op het moment dat ze symptomen van DCM krijgen. Vaak gaat hier een lange periode zonder klinische symptomen aan vooraf. Indien er symptomen ontstaan is de ziekte al in een vrij gevorderd stadium en heeft de ziekte een slechte prognose op vrij korte termijn (6-12 maanden).

De volgende symptomen komen voor:

  • een verminderd uithoudingsvermogen.
  • hoesten en/of moeilijk ademen. Dit komt doordat er door stuwing in de linker boezem een hoge druk in longcirculatie ontstaat. Hierdoor ontstaat longoedeem.
  • door vergroting van het hart kan er druk op de luchtpijp ontstaan. Dit kan ook aanleiding geven tot hoesten.
  • door stuwing in de rechter boezem kan vocht in de buik ontstaan.
  • een snel en onregelmatig hartritme kan worden opgemerkt.
  • soms heeft de hond bleke slijmvliezen.
  • flauwvallen.
  • verminderde eetlust, vermageren.
  • plotselinge dood.

De diagnose van DCM

In het ontstaan van DCM kunnen we 3 fasen onderscheiden:

  • 1e fase: de ziekte is wel aanwezig maar nog niet op te sporen
  • 2e fase: er is klinisch niks te merken aan de hond maar de ziekte is wel op te sporen met echo/ecg
  • 3e fase: de hond heeft symptomen van hartziekte

Om tot de diagnose DCM te komen, zijn er meerdere mogelijkheden:

  • Een goed klinisch onderzoek: er kan een bijgeruis te horen zijn of een onregelmatig hartritme.
  • Op een röntgenfoto kan een vergroot hart en longoedeem te zien zijn.
  • Uit het ECG kunnen ritmestoornissen naar voren komen die vaak worden veroorzaakt door een onderliggend hartprobleem.
  • Met behulp van de echo kunnen de vergrotingen van de verschillende hartonderdelen worden opgespoord, kan de slechte samentrekking worden gezien en kunnen door middel van doppleronderzoek eventuele lekken van kleppen in beeld worden gebracht.
  • Bloedtest: een bepaald stofje komt vrij bij hoge druk in het hart en uitrekking van de boezems. Dit stofje kan worden opgespoord in het bloed en geeft bij verhoging aan dat er hartfalen is. Het stofje zegt niets over welke aandoening de hond heeft. De bloedtest die vaak wordt gedaan bij vermoeding van hartaandoeningen is NT-proBNP onderzoek.

Waar moet rekening mee gehouden worden

Om de diagnose van DCM te stellen moet er rekening gehouden worden met rasverschillen! Hoewel de diagnose met echo normaal gesproken makkelijk te stellen is, moet er stilgestaan worden bij het feit dat DCM een ziekte is die langzaam ontstaat. Er is dus altijd een fase waarin het nog niet helemaal duidelijk is of de hond DCM heeft of niet.

Daarnaast is het zo dat een normale hartecho bij een jonge hond niet uit sluit dat deze in de toekomst DCM kan ontwikkelen. Om te screenen of een hond mag worden ingezet in de fokkerij zijn er dus regelmatig onderzoeken nodig.

Informatie over de overerving van DCM bij mensen zou kunnen helpen, maar het zou ook kunnen dat de hond hele andere oorzakelijke genen heeft.

Momenteel zijn er bij de mens 24 verschillende genen bekend die DCM veroorzaken. Op dit moment is er al een gentest beschikbaar voor juvenile DCM bij de Portugese Waterhond.

Behandeling DCM

Duitse doggen reageren vaak goed op medicijnen! Helaas is er nog geen medicijn op de markt die het ontstaan van symptomen uit stelt. Hier wordt momenteel volop onderzoek naar gedaan. Het is wel belangrijk om bij beginnende symptomen direct een behandeling in te zetten om het leven van de hond te verlengen.

De behandeling bestaat uit het beperken van overgewicht, rust en een combinatie van verschillende pillen. (Medicatie om de samentrekking van het hart te verbeteren, medicatie om de bloeddruk te verlagen, plastabletten en medicatie om ritmestoornissen te beperken en de hartfrequentie te controleren)

Toxoplasmose bij de hond

Toxoplasma gondii en Neospora caninum zijn ziekteverwekkers die bij de hond leiden tot infecties van het zenuwstelsel en de spieren. Honden worden besmet door opname van besmette oöcysten (eitjes) uit de omgeving, bijvoorbeeld door het eten van kattenpoep, en door het eten van rauw of onvoldoende verhit vlees. Puppy’s kunnen in de baarmoeder al besmet worden met Neospora. Honden scheiden Neospora oöcysten met hun ontlasting uit, waarna ze na 2-3 dagen besmettelijk zijn. Een besmetting kan op alle leeftijden voorkomen, maar zien we vooral bij jonge dieren en dieren met een verminderde weerstand.  

Wat zijn de symptomen?

We zien soms algemene symptomen, zoals sloomheid, verminderde eetlust, koorts en diarree. Vaker zien we een aantasting van het zenuwstelsel of de spieren met een acuut verloop. Voorbeelden van symptomen zijn: epileptische aanvallen, gedragsveranderingen, verminderd bewustzijn, spiertrillingen/trekkingen, ‘dronkemansgang’ en verlamming. Ook kunnen oogontstekingen en blindheid optreden. Bij pups die al in de baarmoeder besmet zijn, kan er een typisch beeld gezien worden waarbij de achterpoten overstrekken, de spiermassa snel afneemt en een steeds erger wordende verlamming optreedt.  Vaak zal dit bij meerdere pups uit hetzelfde nest zo zijn.

Hoe stellen we de diagnose?

Op basis van de verschijnselen en het verhaal kunnen we soms al een infectie vermoeden.  Zeker wanneer een hond rauw vlees te eten krijgt. Vaak kunnen de verschijnselen ook door andere oorzaken komen, dus is verder onderzoek nodig. Met bloedonderzoek kunnen antistoffen worden aangetoond. Bij aanwezigheid van antistoffen weten we alleen dat de hond ergens in zijn leven Toxoplasma of Neospora heeft opgelopen. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen of de symptomen hier ook door worden veroorzaakt. Onderzoek van weefsel (bijvoorbeeld een spierbiopt) is nodig om dit aan te kunnen tonen.  Ook een goede reactie op de therapie versterkt het vermoeden van een actieve infectie.  

Waaruit bestaat de behandeling?

Toxoplasma en Neospora kunnen worden behandeld met verschillende soorten antibioticum die vaak wekenlang gegeven moeten worden. Tegen de pijn worden vaak pijnstillers of ontstekingsremmers gegeven. Afhankelijk van de symptomen kunnen nog verdere ondersteunende maatregelen worden getroffen, zoals fysiotherapie en medicijnen tegen epilepsie.

Wat is de prognose?

Wanneer de hersenen of het ruggenmerg zijn aangetast, is de kans op herstel klein. Een vroegtijdige diagnose en behandeling zijn essentieel. Honden kunnen soms ‘anders zijn’ na het doormaken van een infectie.

Voorkomen van een infectie

  • Geef uw hond geen rauw of onvoldoende verhit vlees.
  • Verwijder honden- en kattenpoep dagelijks en gooi dit bij het restafval om verspreiding te voorkomen.
  • Een teef die pups heeft gekregen met Neospora, kan beter niet meer ingezet worden voor de fokkerij.
  • Laat honden niet poepen in weides waar koeien lopen, omdat koeien zo besmet kunnen worden en een abortus kunnen krijgen.